
Jurisprudentie
AQ8688
Datum uitspraak2004-08-31
Datum gepubliceerd2004-09-01
RechtsgebiedBijstandszaken
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers04/1700 NABW
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2004-09-01
RechtsgebiedBijstandszaken
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers04/1700 NABW
Statusgepubliceerd
Indicatie
Is het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn?
Uitspraak
E N K E L V O U D I G E K A M E R
04/1700 NABW
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellant], wonende te [woonplaats], appellant,
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, gedaagde.
I. INLEIDING
Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 12 februari 2004, reg.nr. 03/2564 NABW.
Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is behandeld ter zitting van 10 augustus 2004, waar appellant is verschenen en gedaagde zich heeft laten vertegenwoordigen door drs. A. Brouwer, werkzaam bij de gemeente Amsterdam.
II. MOTIVERING
Bij besluit van 16 januari 2003, verzonden op die datum, heeft gedaagde aan appellant met ingang van 9 oktober 2002 een uitkering op grond van de Algemene bijstandswet toegekend.
Bij brief gedateerd 26 februari 2003, bij gedaagde ontvangen op 4 maart 2003, heeft appellant bezwaar gemaakt tegen het besluit van 16 januari 2003. De enveloppe waarin het bezwaarschrift is verzonden, bevat een poststempel van 3 maart 2003.
Bij besluit van 22 april 2003 heeft gedaagde het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn.
De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellant tegen het besluit van 22 april 2003 ongegrond verklaard.
Appellant heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Evenals in eerste aanleg heeft hij aangevoerd dat hij zich op 26 februari 2003 heeft vervoegd bij een winkel tevens postagentschap te Amsterdam, dat hij daar zijn in totaal uit negen bladen bestaande bezwaarschrift heeft gekopieerd, een enveloppe en twee postzegels heeft gekocht en vervolgens de enveloppe met daarop de postzegels en daarin het originele bezwaarschrift ter verzending heeft aangeboden. Appellant heeft een op 26 februari 2003 gedateerd betalingsbewijs van de kopieën, de enveloppe en de postzegels overgelegd. Ter verklaring van het feit dat de enveloppe eerst op 3 maart 2003 is afgestempeld en op 4 maart 2003 bij gedaagde is bezorgd heeft appellant naar voren gebracht dat mogelijk het buitengewone formaat van de enveloppe (A4) of het onduidelijke handschrift op de enveloppe ertoe heeft geleid dat het poststuk handmatig is verwerkt, hetgeen extra tijd vergt.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
Ingevolge artikel 6:8, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) eindigde de bezwaartermijn in dit geval op 27 februari 2003.
In artikel 6:9, tweede lid, van de Awb is bepaald dat bij verzending per post een bezwaarschrift tijdig is ingediend, indien het vóór het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
Nu vaststaat dat het bezwaarschrift op 4 maart 2003 bij gedaagde is ontvangen, is voldaan aan de voorwaarde dat het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
Met gedaagde en de rechtbank en anders dan appellant is de Raad vervolgens echter van oordeel dat niet als vaststaand kan worden aangenomen dat het bezwaarschrift vóór het einde van de termijn ter post is bezorgd. Hetgeen appellant heeft aangevoerd acht ook de Raad niet toereikend om ervan uit te gaan dat het bezwaarschrift, ondanks het poststempel van 3 maart 2003, reeds op 26 februari 2003 daadwerkelijk bij het desbetreffende postagentschap ter verzending is aangeboden. Het enkele relaas van appellant, dat geen ondersteuning vindt in bijvoorbeeld een verklaring van een of meer medewerkers van de desbetreffende winkel tevens postagentschap, laat immers de mogelijkheid open dat het bezwaarschrift op een latere datum ter post is bezorgd.
Voorzover appellant heeft willen betogen dat de termijnoverschrijding op grond van artikel 6:11 van de Awb verschoonbaar is omdat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat hij in verzuim is geweest, kan de Raad hem daarin gelet op hetgeen hiervoor is overwogen niet volgen.
De rechtbank is derhalve tot een juist oordeel gekomen, zodat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
Voor een veroordeling in de proceskosten is geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus gegeven door mr. drs. Th.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van B.M. Biever-van Leeuwen als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 31 augustus 2004.
(get.) Th.G.M. Simons
(get.) B.M. Biever-van Leeuwen
FB/19/8